Tussen de muren van het voormalig Caermersklooster in het hartje van het Patershol, vind je Kunsthal Gent. De geschiedenis van het gebouw gaat ver terug, tot in de 13de eeuw. In die tijd ontwikkelde het klooster zich in de schaduw van het Gravensteen. De karmelieten vestigden zich er en bouwden en verbouwden, door de eeuwen heen, een volwaardig klooster.
Eind 12e eeuw: een schuilplaats voor de monniken
Eind 12de eeuw werd op de plek waar nu het Oud Huis staat een Refugium gebouwd, een stenen schuilplaats voor de monniken van de abdij van Cambron in Henegouwen. Tegenwoordig vind je op de site van de Abdij van Cambron de dierentuin Pairi Daiza. De term Refugium weerklinkt nog steeds in onze werking onder de programmalijn Refuge, waarin we onderdak geven aan kunstenaars en collectieven die nieuwe ideeën willen uitproberen of nood hebben aan ruimte en ondersteuning.
13e eeuw: de eerste Karmelieten
In 1272 komen de eerste Karmelieten aan in Gent. Ze danken hun naam aan de berg Karmel in Haifa, waar de orde in 1200 is gesticht. Onder druk van de Saracenen verlieten ze het gebied rond de berg Karmel en velen trokken naar Europa. Ze kregen als derde Bedelorde de toelating om zich te vestigen in de Sint-Michielsparochie in Gent. Ze werden “Vrouwebroers” genoemd, want ze vereerden Maria. Veel later zal de Vrouwebroersstraat langs de zijkant van het klooster hiernaar verwijzen. In 1287 kochten deze Karmelieten het Refugium en het erf van de abdij van Cambron aan de Lange Steenstraat. Niet veel later werd de eerste steen gelegd van de nieuwe kloostergebouwen. Met het oude Refugium van Cambron als eerste kern van het Karmelietenklooster.
14e eeuw: de eerste fase van het klooster
Vermoedelijk tussen 1290 en 1329 begonnen de geschoeide Karmelieten aan de bouw van een eerste versie van het klooster, met de hoofdbeuk van de zaalkerk. De kerk en altaren werden op 11 september 1329 ingewijd. Uit opgravingen blijkt dat de oudste kerk een rechthoekig bakstenen gebouw was, bestaande uit zeven traveeën. Stelselmatig breidde in de komende decennia het grondgebied van de Karmelieten uit en in de 14de eeuw werd het erf afgebakend door de huidige Lange Steenstraat, Vrouwebroersstraat, Plotersgracht en Drongenhof.
15e eeuw: het eerste pandhof
In het derde kwart van de 15de eeuw werd het eerste pandhof aangebouwd, vermoedelijk omdat het eerste klooster niet meer voldeed en er nood was aan grotere uitstraling. Dit eerste pandhof zal later weer verdwijnen en vervangen worden door een nieuw pandhof. Ook werd de zaalkerk uitgebreid met een vijfhoekige apsis om plaats te bieden aan het priesterkoor.
16e eeuw: Karel V, de uitbreiding van de kerk en de beeldenstorm
In 1500 werd Keizer Karel V geboren, op een steenworp van het Karmelietenklooster. Zijn moeder, Johanna van Castilië, zou volgens de overlevering kort voor de geboorte nog het Caermersklooster bezocht hebben.
In het begin van de 16de eeuw wordt er een grootse bouwcampagne gelanceerd. In deze eeuw, gekenmerkt door een grote bouwdrang, ontstaat de site die tot op heden nog steeds herkenbaar is. In drie opeenvolgende bouwfasen breidde men de kerk uit. In een eerste fase werd aan de zaalkerk een zijbeuk en zijkapellen toegevoegd. Elke kapel bevat een hangende sluitsteen die met een ijzeren spil is vastgeklonken aan de eigenlijke natuurstenen sluitsteen. Deze kan je nog steeds terugvinden in Kunsthal Gent. In een tweede fase, tegelijk met de bouw van de zijbeuk-en kapellen, begon men aan de bouw van de grote refter en een Lange Gang om deze refter te bereiken. Onder deze refter bevindt zich een kelder, de ruimte erboven werd als bibliotheek gebruikt. Al deze ruimtes werden met een unieke stenen wenteltrap of slingertrap zonder centrale spil verbonden. Hierna, in de derde fase, bouwde men een kleine refter, een keuken, een dormitorium of gemeenschappelijke slaapzaal en een calefactorium of warmtekamer.
Aan deze grote bouwcampagne kwam in 1566 een eind met de eerste beeldenstorm, die ook het karmelietenklooster niet spaarde. Het orgel werd vernield, waarbij twee mensen naar verluidt het leven lieten. De beeldenstormers vernielden in het Oud Huis vermoedelijk delen van de oorspronkelijke muurschildering. De gezichten van de afgebeelde figuren zijn merkbaar weggekrast… een stille getuige van het geweld? Een tweede beeldenstorm zal de karmelieten treffen in 1578, waarbij de grafsteen van Antoon Van Hille (†1570) werd beschadigd. Deze grafsteen is nog steeds te zien in Kunsthal Gent, naast de huidige cinema. Door mensen te begraven in het klooster slaagde men erin de beperkte oppervlakte van de kerkvloer maximaal te laten renderen, wat ook uit financieel oogpunt interessant was voor de Karmelieten. Deze graven en de vloerverwarming die er in de jaren negentig bovenop werd geïnstalleerd, inspireerden kunstenaar Bram De Jonghe voor zijn werk in de Endless Exhibition, Wishbone.
Hierna volgde een korte stopzetting van de Orde, en zelfs de verkoop van de gebouwen. Het complex werd in dertien loten opgesplitst. Maar in 1584 zijn de karmelieten alweer aanwezig op en rond de site.
17e eeuw: een bloei in het kloosterinterieur
In de 16e eeuw bereikten enkele hervormingsbewegingen de Nederlanden, waarbij aan het stil gebed en de antieke liturgie veel aandacht werd besteed; de armoede, onthechting en afzondering werden in ere hersteld. Onder deze invloed vond een opsplitsing tussen Geschoeide (wereldlijk) en Ongeschoeide (zuiver contemplatief) Karmelieten plaats. Deze hervormingsgolf inspireerde de Gentse Vrouwebroers. De orde aan de Lange Steenstraat trad toe tot de Geschoeide tak, en later in 1641 kwam ook een groep Ongeschoeide Karmelieten in Gent aan. Zij vestigden zich in de Burgstraat. De hervorming aan de Lange Steenstraat leidde tot een bloei in het kloosterinterieur. Eind 17e eeuw bouwde men de (vandaag nog volledig intacte) luie trap en de toegang naar het tweede Pandhof via de lange gang van de zaalkerk.
18e eeuw: een nieuw pandhof
In de jaren 1717 – 1720 besloten de Karmelieten een nieuw pandhof op te trekken. Hierdoor verdween het eerste, uit 1466 daterende, pandhof. Naar traditie bouwden de karmelieten naarstig door, waaronder enkele dienstgebouwen en een spreekhuis.
19e — 20e eeuw: van de Franse Revolutie tot de Pandemisten
Aan het eind van de achttiende eeuw zindert de Franse Revolutie (1789) door tot in Gent en religieuze ordes worden bij wet afgeschaft. De site wordt onder dwang te koop gezet, maar de Karmelieten verenigen zich als particulieren en kopen hun levenswerk in 18 particuliere delen terug. Enkele gunstig gezinde burgers hadden daarnaast een deel van de inboedel opgekocht om later terug aan de Karmelieten te schenken. Vele Karmelieten stonden echter hun aandeel van de site per testament aan de kerk af. Op 19 juli 1841 verdween de laatste Karmeliet uit de Lange Steenstraat en werd het klooster volledig eigendom van de de Kerkfabriek van Heilige Kerst. Het klooster werd omstreeks 1850 verder in kamers ingedeeld en verhuurd. Omstreeks 1880 vonden er 200 gezinnen onderdak op de gehele site. Tevens vonden een aantal schilders er hun atelier. Vanaf 1845 pachtte Verhaeghe de Naeyer de kerk als stapelplaats om ze vervolgens in 1853 aan te kopen.
In 1881 koopt de Stad Gent de kerk aan om er een Museum van Oudheidkunde in te richten (heden: STAM). De transformatie gebeurde naar plannen van stadsarchitect Charles Van Rysselberghe. Hierbij had men een nieuwe vloer gelegd, waarvoor men de grafstenen verwijderde en de beenderen begroef in knekelputten, gesitueerd tussen het Oud Huis en de oude pandgang. Dit museum zal hier gehuisvest blijven tot 1925. Het wordt dan ter beschikking gesteld van de Bond der Oost-Vlaamse Volkskundigen die er het Museum voor Volkskunde in onderbrengen (heden: Huis Van Alijn). Wanneer ook dit museum in 1962 verhuist, wordt de kerk een stapelruimte voor decors van de Opera. In 1977 koopt de Provincie Oost-Vlaanderen de rest van het kloostercomplex. Het jaar erop krijgen 75 bewoners die vooral in het tweede pandhof wonen bericht dat ze er niet langer kunnen blijven. Er volgt een kraakactie door het ‘Pandinistisch Verblijvingsfront’. De actie brengt een maatschappelijk debat over betaalbaar wonen in de stad op gang waar ook verschillende kunstenaars in betrokken zijn.
Daarna ruilde de Provincie het ‘tweede’ pandhof en de sacristie/spreekruimte met de Stad Gent voor de kerk. Vervolgens startte de Stad de restauratie van het complex en vormde het in 1991 om tot sociale woningen. De Provincie restaureerde in een eerste fase (1982−1985) de infirmerie en de brouwerij, waarna (1986−1988) een nieuwe conciërgewoning met aanhorigheden gebouwd werd. In 1991 – 1998 restaureerde men vervolgens het Oud Huis, de Lange Gang, de oude pandgang en de kerk. Het Oud Huis, de Lange Gang en de kerk fungeren sinds 1998, met de opening van Provinciaal Cultuurcentrum Caermersklooster, als tentoonstellingsruimte.
2018 — heden: Kunsthal Gent opent de deuren
In 2018 komen de zaalkerk en het Oud Huis terug in handen van Stad Gent en in januari 2019 opende Kunsthal Gent de deuren als plek voor presentatie en ontwikkeling van hedendaagse beeldende kunst. Na een tijd lang als sociale woningen te zijn ingezet, staat het tweede pandhof sinds 2020 door strengere woonnormen echter terug leeg. Dit leidde in mei 2021 tot een tweede kraakactie, dit keer door de‘Pandemisten’.
Bronnen
Bovenstaande tekst is een voor een belangrijk deel gebaseerd op het artikel van Geert Vandamme op de blog Gandavum²,”Het Caermersklooster te Gent: een (bouw)historische benadering”. Lees de volledige blog via deze link.
Voor meer achtergrond bij acties en het maatschappelijk debat dat De Pandemisten in de jaren‘70 losmaakten, verwijzen we graag naar het artikel van Stijn Oosterlycnk uit 2010 in het tijdschrift Brood & Rozen:“De strijd voor een stad op mensenmaat in Gent. Het Pandinistisch Verblijvingsfront en de herwaardering van de stad als woonomgeving.” Lees het via deze link.